1.     Inleiding

Op deze website heb ik materiaal samengebracht dat ik in de loop der jaren heb verzameld over de krijgsgeschiedenis van mijn oudste broer Rinus. Gegevens waarvan ik vind dat deze in het "archief " Internet geplaatst moeten worden.

 

Ten eerste als eerbetoon aan al die dienstplichtige soldaten die in 1940 hun strijd gestreden hebben.

 

Ten tweede als eerbetoon aan die dienstplichtigen die zich in krijgsgevangenschap moesten begeven en na hun terugkeer in 1945 min of meer met de nek werden aangekeken waardoor zij zich nooit hebben durven en kunnen uiten.

 

Ten derde,  last but not least, als herinnering aan mijn oudste broer, - Rinus -.

 



 

Op een dag in 1943 kwam Rinus met een doos vol speelgoed bij ons thuis. Toen was hij 25 jaar oud en woonde op kamer. Het speelgoed was voor ons, Bob (een broer vier jaar ouder dan ik die haast 10 jaar was) en mij. Ik speelde er gelijk mee. Zijn andere spullen had hij ondergebracht bij zijn vriendin. Er ontstond een gedachtewisseling tussen hem en onze vader. Mij ontging echter niet waarover zij discuteerden. Die discussie liep nogal hoog op. Er ontstond een sterk meningsverschil, omdat hij mijn vader de reden vertelde waarom hij al die spullen bij ons bracht. Hij vertelde dat hij in krijgsgevangenschap zou gaan.

Dus tegemoet kwam aan de oproep van de Duitse bezetter om zich voor krijgsgevangenschap te melden. Dat was tegen het zere been van onze vader. Vader vond dat hij moest onderduiken. Daartoe was immers door het verzet opgeroepen! In krijgsgevangenschap gaan betekende zijn inziens steun verlenen aan de vijand. Dit omdat krijgsgevangenen voor de Duitsers moesten werken. Rinus verschilde met hem van mening, was onzeker. Hij wist niet wat hij anders moest doen en meende dat hij in krijgsgevangenschap veilig zou zijn, zelfs beschermd. Waar moest hij zich anders schuilhouden en waar moest hij van leven? Het eerste oorlogsgeweld had hij overleefd. Ze kwamen er niet uit, beiden waren boos en Rinus vertrok.

 

        Moest hij opgepakt worden bij razzia's?   >>       

                                                                           

       

Zijn daadwerkelijk vertrek naar Duitsland heeft mijn vader niet willen zien en heeft hem dan ook geen uitgeleide gedaan. Eenmaal in gevangenschap herstelde de relatie zich spoedig doordat Rinus contact met het ouderlijk huis opnam. Zijn “brieven” waren over het algemeen kort van stof omdat al het geschrevene onder censuur stond. Wel werd er door hem gevraagd om eten. Maar ook om toneelstukken,  in boekvorm, opdat hij die met de andere gevangen kon opvoeren. Onze vader, regisseur bij  verschillende toneelverenigingen,  heeft er een aantal opgestuurd die luchtig waren, opdat ze de censuur konden weerstaan.

In die boekjes stond exact de tekst die een toneelspeler moest uitspreken. En aanwijzingen voor de decoropbouw en de regisseur. Ik weet niet of Rinus er iets mee heeft gedaan.

Na het einde van de oorlog ging mijn vader voor zichzelf beginnen. Een stoffeerders en behangersbedrijf. Rinus kwam bij hem werken. In 1948 ging ook ik bij mijn vader aan de slag omdat ik geen zin meer had in school. Veel werkte ik samen met Rinus en heb van hem de kneepjes van het behangen en vloerbedekking leggen geleerd. Uiteindelijk is het niet mijn beroep geworden omdat ik ging varen als machinist. Op een gegeven moment moest ik in militaire dienst. Daar kon ik vervroegd uit omdat er gebrek was aan machinisten voor de scheepvaart. Een andere broer voer namelijk ook. Die wilde dat ik bij hem kwam varen. Rinus heeft daarop een verzoek aan mijn commandant geschreven om mij vervroegd uit dienst te laten vertrekken. Dat verzoek werd ondersteund door de reder. In die dagen vertelde Rinus mij het een ander over zijn diensttijd. Zijn militaire opleiding.

Maar nooit sprak hij over zijn gevecht op het vliegveld Waalhaven of zijn verblijf in Colditz.

Helaas had dat toen mijn belangstelling ook niet. Achteraf denk ik dat hij mij graag het een en ander had verteld. Wij waren halfbroers en er was een leeftijdsverschil van 16 jaar, maar wij konden buitengewoon goed met elkaar overweg.

Rinus heeft er wel een antimilitaristische instelling aan over gehouden. Toen zijn oudste zoon Ron voor zijn verplichte dienstijd moest opkomen ontstond er een conflict tussen Rinus en Ron. Rinus vond dat Ron moest weigeren en dus moest kiezen voor alternatieve dienst. Ron koos echter voor militaire dienst hetgeen Rinus hem zeer kwalijk heeft genomen. Er was sprake van een zekere overeenkomst in wat Rinus met zijn vader en Rinus met zijn zoon beleefden. Ongerustheid en boosheid.  In die tijd heerste de koude oorlog tussen de Sovjet Unie en de Verenigde Staten. Velen waren bang voor een daadwerkelijke oorlog met alle gevolgen van dien. Zo ook Rinus. De krijgsgeschiedenis van Rinus was Ron indertijd onbekend. Later toen hun geschil was bijgelegd vond Ron in een naaimandje van zijn moeder een aantal "medailles". Eerst toen werd summier gesproken over het verblijf van Rinus in krijgsgevangenschap. Rinus vertelde toen aan Ron dat er in het kamp sportdagen werden georganiseerd en toneeluitvoeringen werden gegeven. Daarbij had Rinus enige prijzen gewonnen. Dat waren dan de medailles die gemaakt waren van blik uit de blikjes met etenswaren van het Rode Kruis. Weer enige tijd later vond Ron het dagboek. Hij heeft erin gelezen, maar voor zover hij zich herinnerd stonden er geen schokkende dingen in. Het boek, een gewoon schrift, lag eigenlijk voor een ieder ter inzage, maar werd geen aandacht aan geschonken. Na zijn overlijden werd er wel naar gezocht, maar bleek het niet meer te vinden. Er was dus geen goed beeld van hetgeen Rinus daadwerkelijk in de meidagen van 1940 en tijdens de oorlog in krijgsgevangenschap had ervaren. Leest u het dagboek van Willem Kuil in Hoofdstuk 6 dan krijg u ook geen indruk van het zware leven dat deze mannen hebben gehad.

Het was dan ook voor mij op latere leeftijd, na zijn overlijden, een must om zijn levensverhaal op orde te krijgen. Daarom ben ik blij dat ik met enige mensen heb mogen corresponderen die in Colditz, het Schützenhaus en de "aardewerkfabriek" hebben moeten verblijven.

Dit is er een deel van.  

 

Mede is het een herinnering aan alle gewone manschappen van het Nederlandse militaire leger die in de tweede Wereld Oorlog in krijgsgevangenschap hebben moeten gaan. Aan hen is nooit enige vorm van aandacht besteed. Zij zijn, net als de in Duitsland tewerkgestelde jonge mannen, min of meer miskend. Aan hen is verweten dat ze meewerkten aan de Duitse oorlogsindustrie. Dat klopt! Maar dat deden zij die achterbleven eveneens. Onderduiken betekende het niet hebben van voedselbonnen en geld. Plaats nemen in een ander gezin. Die in gevaar brengen en belasten met jouw aanwezigheid. Hun en het eigen leven in de waagschaal stellen.

Toch doken zij onder! Onder in het geweld van de oorlog die zwaar in Duitsland woedde. Achter prikkeldraad en zware bewaking. Met slecht onderdak en slecht eten. Zonder enige privacy.

Dat gold voor honderdduizenden landgenoten, Belgen, Fransen en anderen, militairen, arbeiders en kantoorklerken, die niet het verzet in konden.

Graag verwijs ik hierbij naar het boek "Werken in Duitsland 1940 - "45 geschreven door Karel Volder. De onmenselijke omstandigheden waarin zij ver van huis en haard moesten leven en werken zijn daarin beschreven. Zowel bij hun vertrek als bij hun thuiskomst zijn zij miskent en stil gezwegen. Hun verhaal konden ze niet kwijt. Uit mijn materiaal zal naar voren komen dat er voor de krijgsgevangenen overeenkomstige omstandigheden waren.

Lees op de volgende pagina's mijn verhaal over mijn oudste broer Rinus.

Terug naar Hoofdstukken.                                                                                                                              Vervolg.