5.   Krijgsgevangene.

 Rinus moest zich melden in Amersfoort

Een "Durchgangslager" voor krijgsgevangenen. Van  daaruit werden de gevangenen op transport gesteld naar Duitsland. Dat gebeurde in veewagens waarin ze met velen stonden en in een emmer hun behoeften moesten doen.                          Na eerst ondergebracht te zijn in Altengrabow en Mülberg, beide ook een soort "Durchgangslager" in Duitsland, werden ze doorgetransporteerd naar Colditz.

 Zie hierna de verslagen van Dhr. Nusselein en Lou Vermin.

Daar werd hij ondergebracht in het Schützenhaus in het stadje Colditz. Hij deed daar sjouwwerk voor de “pottenbakker”. De daar gelegerde krijgsgevangenen werden “beschut” door de aanwezigheid van het kasteel Colditz waarin de ± 60 Nederlandse officieren, uitgezonderd de generaals, opgesloten waren bij andere krijgsgevangen geallieerde officieren.

Het stadje en dus ook zijn verblijfplaats werd nooit direct gebombardeerd.

Zoals hiervoor vermeld heeft op 3 juni 1943 Rinus zich in Amersfoort voor Duitse krijgsgevangenschap moeten melden. Op 4 juni 1943 werd hij op transport gesteld.                                                                                     Dwz. met 50 man in een veewagon>> naar een onbekende bestemming. Dag en nacht werd doorgereden. De volgende dag werd op een rangeerterrein in Maagdenburg gestopt en mochten de gevangenen mondjesmaat een luchtje scheppen en hun behoefte doen.

 

 

 

                                                                                          6 juni, 38 uur na het vertrek uit Amersfoort komt hij in     Altengrabow aan. Het is 's avonds half tien uur. De nacht wordt   meteen doorgebracht in een stal met 90 slaapplaatsen voor 100   man. Er werd geslapen in 3 lagen. Op elke laag konden eigenlijk   maar 30 man liggen. Alle honderd zijn er echter te slapen gelegd,   gekleed en al naast elkaar. Ze konden zich niet eens omdraaien.

 

 

De volgende dag is hij ingeschreven op lijst 714, blz. 12 van het "Gefangenenlager" Sta(mm)lag(er) XI A. Altengrabow onder nummer 106449. Hij kreeg een zinken identiteitsplaatje waarop het nummer werd ingeslagen met daarbij vermeld: "Kr Gef Stalag XIA".

                                               ( Zie hiernaast het zinken identiteitsplaatje van dhr. Vermin) >>>

 

  De eerste maaltijd die ze kregen bestond uit koolsoep met stokvis.

Hij werd met alle anderen ontluisd en mocht een douche nemen. Daarop werd hij overgeplaatst naar een barak waarin voor ieder persoonlijk een strozak.

De volgende dag, 8 juni, komen de Duitsers alles onderzoeken wat men bij zich heeft. Zaklantaarns, landkaarten, steekwapens en andere zaken worden allen ingenomen.

Daarna volgt exercitie met de hele troep. Na de exercitie moet iedereen naar de 'Sanitäterpost' om een spuit te halen tegen tyfus en pokken. Dat betekende een uur in de rij staan. Als avondeten wordt Aardappelsoep met gort verstrekt.

 Op 9 juni na het wassen volgt eerst exercitie. Dan krijgt hij aardappelsoep. Een gevangene had brood bij zich dat geroosterd werd en gedeeld. 's Avonds was er cabaret door leden van groep die hier al langer waren. Zij hadden ook muziekinstrumenten bij zich.

 De volgende dagen waren van het zelfde laken een pak. Ze kregen 17 cm brood voor twee personen en steeds weer exerceren met soms pittige gymnastiek. Op 10 juni werd een honderdtal beroepsofficieren afgescheiden en naar elders afgevoerd.

 Er werden ook foto's genomen.

 

Voorbeeld hiernaast uit het boekje: fotograaf in krijgsgevangenschap, van Dick van Maarseveen.

 

12 juni werd Rinus voor de tweede keer ingeënt. Als er een nieuwe groep krijgsgevangenen aankwam moest iedereen naar binnen in zijn eigen barak. Het eetbare dat verschillende mensen bij zich had is inmiddels op. Sommigen hebben nog wel iets in hun koffer, maar daar kunnen zij niet aankomen omdat die achter slot en grendel zijn gezet. Hierover ontstaat ruzie omdat enkele toch willen proberen bij de koffers te komen, maar andere zijn daar tegen, omdat er dan represailles kunnen volgen. De Moffen worden in ieder geval al kwaad indien er aanmerkingen op het verstrekte eten worden gemaakt.

 

Op 16 juni volgt de derde inenting.

18 juni moet geëxerceerd worden met een lege maag. Later krijgt hij zuurkoolsoep met stukken augurk. Alle dagen is het veel exerceren en slecht eten. Op 21 juni is het erg heet en wordt de schamele vrije tijd veel in de zon doorgebracht. Er is ook twee maal luchtalarm.

 Voor de afwisseling krijgen de gevangenen op 23 juni cabaret door een professionele groep voorgeschoteld. De Duitsers sorteren een aantal technici, die afgevoerd worden naar een vliegtuigfabriek in Dessau.

30 juni. Hij ervaart de sadistische instelling van de Duitsers. Een man die met zijn handen in de zakken loopt wordt gesommeerd ze eruit te halen. Als hij weigert stelt de Duitser hem voor de keus of gehoorzamen of neer geknald te worden. De Duitser trekt daarbij zijn pistool.

 Als de man zijn handen uit de zakken heeft moet hij op zijn buik op de grond gaan liggen en weer opstaan tot hij niet meer kon. Als vuil liet de Duitser hem liggen. Het waren manieren om de gevangenen lichamelijk en geestelijk te kwetsen. Zij waren voor de Duitsers minderwaardige wezens.

 Op 1 juli wordt bekend gemaakt dat 1200 gevangenen op transport worden gezet. De bestemming wordt niet bekend gemaakt. Op 3 juli krijgt hij te horen dat hij met anderen een compagnie vormt en naar Mühlberg zal vertrekken.

 Maatjes van hem zijn o.a. Nusselein, Vermin, Schutte, Sparreboom, de Jong, Swater, van Velzen, de Weeger en de gebr. Van Zwieten.

 4 juli 1943 is hij naar Stalag IV B, Mühlberg an der Elbe, afgevoerd volgens lijst 742, blz. 85.

 

(Voor meer tekeningen van Cees Solinger klik hier.)

Op 5 juli, 's morgens om half zeven, komt hij aan in Mühlberg na eerst kort bij Falkenberg, ten noorden van Mühlberg, de hele nacht te hebben stilgestaan. Na de nacht in de wagons te hebben doorgebracht moet vanuit Falkenberg naar Mühlberg worden gelopen. Ondanks alles sleept hij, evenals de anderen, zijn bagage mee. Ze helpen elkaar met dragen door een zwaardere koffer te ruilen voor een lichtere. In het kamp volgt ogenblikkelijk inspectie van de koffers. Terwijl er gewacht moet worden zoeken de gevangenen naar bekenden met wie ze al die tijd in Altengrabow of hun diensttijd doorgebracht hadden.                               

 Verrassing. Haute Cuisine! De Fransen gevangenen uit het kamp Mühlberg bieden de Nederlanders een heerlijke kop soep aan. Er zat kalfsvlees en hele dunne schijfjes peen in.

 Tot 5 uur 's middags moesten ze wachten op nadere orders. Toen begon de eigenlijke ontvangst! Naakt uitkleden en de kleding en dekens afgeven voor een behandeling in de gaskamer.

 

 

 

Kaalscheren van de hoofden, wat gebeurde met soort van vee-schaar. De schaamharen werden ingesmeerd met carbol.Het was een kille wind dus menigeen liep tijdens dat wachten een goede verkoudheid op.

 

 

Eindelijk mocht hij een douche nemen en bij de inmiddels geopende gaskamer, waarin de kleding ontluisd was, bij de warmte die eruit kwam, opdrogen. Dan snel aankleden en afmarcheren naar de barak.  Die was in ieder geval beter dan die in Altengrabow. Er was licht en rekken voor de koffers. Nadat hij zich geïnstalleerd had trok hij naar buiten en ging met anderen op onderzoek uit. Daar troffen ze onder meer een Pool aan die dienst had gedaan in het Engelse leger. Deze Pool trakteerde Vermin, een collega, op Pall Mall.

 Even later komen op appel, waar de gevangenen diverse instructies ontvingen, waarna om half 10 iedereen in bed lag.

 De volgende dag, 6 juli, was het vroeg dag! Half zes opstaan en om 6 uur appèl. Dan volgt het tellen, tellen en nog eens tellen.  Maar dan: om 11 uur eten! Franse soep, Crème d'Orge en kalfsvlees met aardappelen gekookt in de schil!

Vermin en Nusselein, twee slapies, gingen samen het terrein verkennen en maakten kennis met enkele Franse gevangenen. Van hen hoorde zij dat er een groot aantal Franse onderofficieren in het kamp waren. Die moesten zelf voor hun eigen onderhoud zorgen. Zo ook voor reparatie van kleding en schoeisel. Zij zaten al drie jaar in gevangenschap en waren zeer belangstellend naar de situatie buiten het kamp. Vermin en Nusselein gaven een beschrijving van de toestand. De Fransen putten daar de hoop uit dat het niet zo lang meer zou duren. Een uitnodiging om bij hen op bezoek te komen was het resultaat.Later op de dag moest weer iedereen opdraven om een stuk te ondertekenen. Daarin gingen de gevangenen akkoord met 10 jaar celstraf indien zij in contact zouden komen met Duitse vrouwen!

Als avondeten kreeg hij een stuk brood met boter.

 De volgende dag, het is 7 juli, is er niets te doen. Wel moeten ze hun deken beschilderen met een grote gele 'F'.

 Weer volgt bezoek aan de Fransen.

Het middageten bestaat ditmaal uit zuurkoolsoep met aardappel. De kwaliteit is beter dan in Altengrabow. Later lopen 8 man een Franse geestelijke tegen het lijf. Ook hij nodigt hen uit te komen eten, Haricots verts met spek!

 De volgende dag heeft hij corvee. Gamellen thee ophalen in de keuken en de barak schoon vegen met een bezem. Het avondeten bestaat ditmaal uit spinazie, aardappelen en vlees. Geprakt is het redelijk eetbaar. Na het eten komt een Serviër binnen met extra spinazie voor de corveeploeg. Ook opgegeten en met een voldaan gevoel gaan slapen.

 9 juli is een gure dag. De erwtensoep die ze krijgen smaakt goed bij dit weer. 's Middags moet hij weer opdraven. De borstomvang wordt gemeten en er worden foto's van de borst gemaakt.

 Vermin en Nusselein gaan de volgende dag weer bij de Fransen op bezoek en praten en eten daar weer heerlijk. Zij brengen ook verse cakes mee.

 Op zondag 11 juli mag het hele Nederlandse legioen opdraven om parade te lopen voor Duitse en andere officieren.                                                                      

 Op 12 juli worden er 600 man uitgezocht. Zij gaan naar Brünn. Er schijnen landingen in Italië te hebben plaats gevonden. Vermin haalt waspoeder en sigaretten bij de Fransen.

 Vandaag 13 juli is het dan wasdag. Wat een ellende hij krijgt zijn was niet schoon!

 Vermin heeft goede connecties met de Fransen. Het levert hem een deken op. Zijn schoenen worden gemaakt en een overhemd gestreken!

 Op 21 juli moet er keukenwerk worden verricht.

Koolrabi schoon maken en eten brengen naar het Lazaret. Vermin kwam daar een Engelsman tegen. Die liep op krukken. Na zijn gevangenneming in Afrika kreeg hij geen water. Om zijn dorst te lessen dronk hij uit een sloot en raakte daardoor verlamt. Ook van hem kreeg Vermin een paar Player sigaretten.

 

 Op 22 juli komt een grote groep Engelsen aan. Alle aanwezige gevangenen worden de barakken ingejaagd op straffe van dood geschoten te worden indien ze naar buiten durven te komen. De Engelsen roepen echter hard "Italië". Ze waren in tropen uniform met korte broek waarop een groot vierkant als teken van gevangenschap.

Enige dagen later wordt het zwembad schoon gemaakt en van fris water voorzien. De Engelsen brachten de boodschap mee dat Mussolini was afgetreden.

 28 juli komt een Nederlands cabaret optreden met liedjes van Bert van Dongen en Bob Scholte.

 Bij een Duitse majoor zijn de Nederlandse gevangenen zich gaan beklagen dat er geen post voor ze door komt. De Nederlandse joden krijgen van de majoor daarvan de schuld.

 Doordat er inmiddels meer Engelse soldaten binnen zijn gebracht wordt het verbod tot spreken met hen opgeheven. Alleen zijn zij voor de Nederlanders onbereikbaar omdat ze in een ander deel van het kamp bivakkeren.

 Ondertussen worden de Nederlanders groepsgewijs, meestal per barak, op transport gezet. Er gaan Boerentransporten van zo'n 8 a 10 man. De groep van Rinus, Lou Vermin en Nusselein en anderen wil bij elkaar blijven. Het boerenwerk schijnt ook niet alles te zijn, want er komen verschillende terug omdat ze het werk niet aankonden.

 Het wordt door de transporten steeds onrustiger. Zo worden de gevangenen midden in de nacht, om half drie, uit bed geschreeuwd door een sergeant met een groep soldaten. De gevangenen moeten ontluisd worden. Toen de gevangen het weigerden omdat dat allang gebeurd was kwam de commandant hoogst persoonlijk in de barak poolshoogte nemen. Hij wist van niets, dus ging het feest voor de sergeant niet door.

 Of, een deel van de barak was ingedeeld bij een boeren transport, en dan moest midden in de nacht de hele barak geteld worden. Tellen en nog eens tellen. Als het niet klopte kregen de gevangenen de schuld. Slopend was dat.

 Op 9 augustus werden ze 's avonds om 11 uur gewekt. Ze moesten zich gereed maken voor transport naar Colditz. Weer volgde inspectie van de koffers. Messen, die sommige gevangenen op de kop hadden getikt, werden weer in beslag genomen.

 Vanuit Mühlberg volgde, trans­port naar Stalag IV G, Oschatz, "Abeidskommando Colditz".

 Plaats van legering: Colditz.

 

Op transport werd Riesa gepasseerd waar oude kameraden aan het spoor moesten werken. Het is regenachtig weer. Ook in Döbeln waar de gevangenen 5 uur op het rangeerterrein stil staan. Er mag niet worden uitgestapt. Velen doen het toch om in het natte gras te gaan zitten of hun behoefte te doen. Er passeert een trein met een NS wagon. Er staat op geschreven: "gedwongen vleestransport".

 

Om 20 over 10 in de avond arriveerde het transport in Colditz.

 Daar moest naar de "Fabrik Sud" worden gelopen, waar enkele dagen verbleven werd.

 

 Daarna werden de gevangenen in het "Schützenhaus ondergebracht.

  

 

 

 

Zo zag het “Schützenhaus” eruit voordat het tot  “STALAG IV G” werd omgevormd.

 

 

                 Hieronder de plattegrond van Colditz

Hier bij de Furtweg stond het fabriekscomplex Steingutfabrik "Fabrik Sud" waar Rinus te werk werd gesteld. Rechts het “Schutzenhaus”.

 Het “Schützenhaus” was een bestaand U-vormig gebouw in de Schützenstrasse waarvan een kamp gemaakt was. Dat was ingericht voor de soldatengevangenen die feitelijk administratief onder STALAG IV G Oschatz vielen.

 

Aan de straatzijde bij de ingang was een dubbel hek met prikkeldraad, wachters en waakhonden.

Het Schützenhaus had een grote zaal waarin langs de lange zijden de britsen stonden, 2 boven elkaar. Er was plaats voor 100 man. Aanvankelijk moest een groep gevangenen direct na aankomst in het stadje een kabel aanleggen van het Schloss naar het Schützenhaus. Daarna werkten er 6, waaronder Gerhard Eppink, bij een timmerfabriek van Herr Winkler. Gerhard Eppink moest eerst alleen bij Herr Winkler gaan werken. Hij weigerde dat omdat ook hij zijn maatjes bij hem wilde hebben. Omdat Gerhard Eppink houtbewerker was en Herr Winkler hem graag wilde hebben werden de daar werkende Litouwers elders geplaatst en gingen de 6 Nederlanders bij Herr Winkler aan de slag. Zij maakten lange dagen, van 7 tot 18.00 uur en op zaterdag van 7 to 12.00 uur. Zij bleven daar tot 12 april 1945 aan het werk.

De anderen werden in de Steingutfabrik te werk gesteld. Naast de ingang van de zaal in het Schützenhaus was een wachtpostkamertje en aan de andere kant van de ingang een kookgelegenheid. Daar was een kookplaat waarop de gevangenen zelf wat eten konden bereiden. Tegenover de ingang was aan het eind van de zaal het ziekenhuisje ingericht en vond eventueel lichamelijk onderzoek plaats, maar was ook de toegang naar de wasgelegenheid. In het ziekenhuisje werkte een Servische dokter. En een Franse officier voor de administratie die onder bevel stonden van de Duitse Sanitäter. Tegenover de ingang naar buiten stonden de latrines. Het geheel was omgeven door prikkeldraad en stond onder bevel van Feldwebel Döllinger. Buiten de omheining stond een huis waarin de wachtposten gelegerd waren. Na installatie moesten de gevangenen aan treden voor appèl. Daar kregen zij te horen waar en hoe ze waren ingedeeld. Nusselein, Vermin en Rinus werden te werk gesteld in de Steingutfabrik. Zij kwamen met 27 anderen in Gruppe Eins, wat betekende dat zij tot de Schwerarbeiter behoorden wat recht gaf op een extra half brood per week.

 In die fabriek werd door hem ovenarbeid verricht en moest tegen het eind van de oorlog in een steengroeve en bos gewerkt worden.

Bovenstaand is het persoonlijk relaas van Dhr. Huub Nusselein, Breda 18 juli 1993.

 Van verschillende groepen gevangenen werden foto's gemaakt. Zie voor meer foto's: Hoofdstuk 18. 

    

 Bovenstaande foto is genomen vlak achter het Schützenhaus in COLDITZ. Rinus zat daar met 100 andere Nederlandse krijgsgevangenen gedurende de langste tijd van zijn gevangen­schap. 

2e van rechts zit Rinus. Aan zijn rechterzijde zit Vermin. 

Deze foto is genomen in het Krankenrevier (achter­kant van het Schützenhaus). In het midden, in het wit met bril, de Servische dokter, daarnaast de Duitse "Sanitäter" die de baas speelde en links van hen, een Franse officier die de admini­stratie deed. De anderen zijn Hollandse, Poolse, Russische en Franse gevangenen.

Rinus was ingedeeld bij de Rohöven groep. Daar werd gewerkt met 2 groepen, elke groep moest 3 ovens bedienen. Er stonden namelijk 6 ovens op een rij.  Één dag leeg maken en vullen en s' avonds branden; één dag afkoelen en opnieuw leeg maken enz. Het aardewerk, borden, kopjes, waskommen, kannen enz., werd in twee keer gebakken.

 Een ovencolonne bestond uit:

 2 Duitse stellers + 6 dragers, dat waren 3 Fransen en 3 Hollanders (dat waren hier: Rinus Schnei­der, Jan Sparreboom en Huub Nusselein), 3 Duitse vrouwen en 3 Poolse meisjes (Paranka, Wasylina en Maria) vulden de bakken. De 2 pezige Duitse mannen waren de ovenstellers. Zij stapelden de oven vol en gebruikten daarvoor houten ladders. De Fransen, de zogenoemde "Ablieferer", droegen de biscuit zachte schalen enz. vanuit de draaierij op planken op hun schouder uit de droogkamers naar de brandruimten. Die wogen beladen een 20 kg. De Hollanders, brachten ze dan stuk voor stuk in de oven waarin nog een temperatuur heerste van 50 tot 70 ºC en waarin die Duitse mannen, de stellers, constant verbleven!

Alles was puur handwerk! De chef was een Duitser: Herr Pappitz.

 De mannen die de oven in en uit liepen, liepen in korte broek met op het hoofd een mutsje dat gevuld was met houtwol. Zij begonnen s' morgens om 6 uur. Om ongeveer 9 en 12.00 uur, een pauze van een half uur met om 12.00 uur een kop soep. Om 16.00 uur waren ze klaar en mochten ze terug naar het Schützen­haus. Daartoe moesten ze over een brug over de rivier de MULDE, een zijrivier van de Elbe. De brug over de Mulde in de Furtweg was een houten brug welke zij dagelijks passeerden op weg naar de fabriek. In de winter, bij ijsgang, werd deze brug echter weggehaald en moesten de gevangenen via de stenen brug bij de Wassergasse, de Mulde oversteken. Om dan via de Rochlitzerstrasse naar de fabriek te komen die gelegen was bij de Furtweg. Dat betekende een half uur verder lopen en daardoor een half uur vroeger opstaan. (Deze stenen brug werd in april 1944 inzet van strijd tussen de Amerikanen en de achtergebleven Hitlerjugend.)

 Het Schützenhaus was gelegen tussen de Mulde, de weg die nu Am Ring heet en de Astauerstrasse/Schützenstrasse.    Aan de andere kant van Am Ring tussen Pestalozzistrasse en Schützenstrasse waren de Poolse gevangenen in barakken ondergebracht.

Het Schützenhaus was een stenen gebouw.

 Soms, één of twee maal per week, moesten de gevangenen nog overwerk verrichtten. Dat bete­kende wagons lossen die geladen waren met briketten of bruin­kool. Het zwaarste werk was echter een wagon Ton (klei) lossen. Die moest worden overgeladen in lorries. Een rot karwei dat met 8 man geklaard moest worden. Dan was er ook nog een Glazuur groep. Ook zij bedienden met twee groepen 6 ovens. Van een dergelijk groep maakte Lou Vermin deel uit.

 Verdere medegevangenen waren:

 Henk Schutte, tot voor enige jaren organist in Bergen op Zoom;

 De broers Jan en Eef van Zwieten, uit Vlaardingen of Schiedam;

 Jan Sparreboom uit Rotterdam;

 Kees Gijsberts afkomstig uit Helmond;

 Jan de Jong kwam waarschijnlijk uit Den Haag;

 Bep Swater (?) speelde accordeon, was de vaste corveeër;

 Beb van Velzen;

 Leen de Weeger uit Gouda;

 en dan had je nog Japie ..... een kermisgast uit Alkmaar;

 Lou Vermin uit Den Haag.

Willem Kuil, 24. (2.-RI Regiment Jagers). [Het tweede deel van zijn dagboek staat aan het eind van deze pagina.]

Omgekomen is: J. P. van der Weele, dienstplichtig korporaal 3e Reg. Inf. op 8 december 1943. Hij is herbegraven op Ereveld Loenen OGS  vak A graf 167.

 

Een gedeelte van de fabriek, afd. zuid werd het laatste jaar van de oorlog voor de krijgsgevangenen gesloten en ingericht als Jodenlager, waarbij Kapo's de dienst uitdeelden. De bewa­king daar bestond uit Roemeense SS soldaten.

 De laatste maanden, januari / februari 1945, voor de bevrijding door de Amerika­nen, zijn een deel van de (Nederlandse) gevangenen ver­plaatst naar een steengroeve in Großschepa,

 

Daar werden zij gehuisvest in het bovenzaaltje van het plaatselijke café.

Men wilde hen laten werken met drilboren, om in de bestaande steengroeven een ondergronds gangensysteem aan te leggen.

 Dat hebben zij gedurende twee dagen eenparig geweigerd. Daarna liet men hen bomen sjouwen in het bos. Dat gebeurde onder leiding van oude mannen van de OT (Organisatie Todd) die het wel geloofden.

 

  

 

  

 

 

 

  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tijdens hun verblijf in het Schützenhaus mochten de gevangenen mondjesmaat post verzenden en ontvangen.

 

 

 

 

 

  Lieve Ouders, Bob en Henri. Hoe maken jullie het in Holland. Met mij alles goed, hoewel je kan merken dat de toestand meer en meer gespannen wordt. Naar de verschillende berichten echter, moet het in Nederland wel hopeloos zijn met eten en brandstof. Wat moet dat van de winter worden als het erg koud wordt. Zullen echter maar hopen dat voor die tijd de beslissing gevallen is en de oorlog afgelopen raakt. Het zal voor ons ook nog een moeilijke tijd worden, maar we slaan ons er wel doorheen want we kunnen nog een stootje hebben. Ik zal zo veel willen vragen, maar er komen toch geen brieven terug, dus zal ik het wel zien als ik thuis ben. Hopelijk blijft Den Haag voor het oorlogsgeweld gespaart. Er zijn anders wel steden die ze te pakken hebben. Vader nog steeds werk. Na de oorlog komt er wat los in onze branch hoor. Ben van plan om voor me zelf te gaan werken. Ik zal weer eindigen want ik weet verder geen nieuws. Van Beb ook nog niets gehoord.

Allen de groeten, Moeder, Bob en Henri een zoen

en Vader de vuist van Uw zoon

Rinus

 Maar ook pakketten die door het Rode Kruis vanuit Den Haag verzonden werden. Verbindingsman hiervoor was o.a. J.P. van Prest. Deze stelde de pakketten samen zoals blijkt uit onderstaande notities.

  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  Kriegsgefangenenlager                                                                                         Datum: 22 mei '44

Beste Kameraden. Het pakketje door jullie gestuurd, is in goede staat ontvangen en daarvoor mijn hartelijke dank. Het deed me echt weer eens goed, te weten dat ook jullie met ons meeleven. Het leven hier valt niet mee, hard werken, slecht eten en steeds maar opgesloten achter prikkeldraad. Hopenlijk hebben we echter de langste tijd gehad en daarbij is het een troost te weten dat jullie met ons meeleven. Ik ben hier als enigste "vertegenwoordiger" derMC III en zal trachten met ere onze kleuren hoog te houden. Ik eindig weer met groeten aan alle mobilisatiemakkers en eindig met een tot spoedig weerzien.              Rinus Schneider

Hoe de voedselvoorziening er voor stond is goed af te leiden uit het dagboek van Willem Kuil dat hierna te lezen is. Maar ook hoe de dagen ingevuld werden.

 

 Terug naar Hoofdstukken.                                                                                                              Vervolg.